Anatomie

Anatomie van vissen
Dit onderdeel bevat alle zichtbare delen van de koi. De druppelvorm van de koi zorgt ervoor dat de vis bij het zwemmen weinig turbulentie ondervindt van het water waardoor hij snel en wendbaar is.

koianatomie 

koianatomie 

01: Schedel
02: Botjes van Weber
03: Ruimte
04: Keeltanden
05: Lucht
06: Onderkaak
07: Preoperculum-bot
08: Rugvin
09: Wervels
10: Ribben
11: Staartvin
12: Zwemblaas achterste kamer
13: Zwemblaas voorste kamer
14: Anale vin
15: Buikvin
16: Bot ter ondersteuning van de buikvin
17: Borstvin


koianatomie 

01: Mond
02: Kieuwen
03: Hart
04: Spijsverteringsorgaan
05: Zwemblaas
06: Lever en Galblaas
07: Lever en Galblaas
08: Eierstokken
09: Nieren
10: Haarvaten
11: Rugvin
12: Wervelkolom
13: Spieren
14: Buikvinnen
15: Aarsvin
16: Staartvin

De voortbeweging:
De voortbeweging gebeurt door de V-vormige spieren die over de hele lichaamszijde aanwezig zijn en het sturen gebeurt met de verschillende vinnen. De vinnen worden ook gebruikt om het evenwicht in het water te houden. Let u bij het bekijken van de vinnen maar eens op de borstvinnen. Deze worden veel meer gebruikt dan de andere vinnen. Dit betekent dat de bespiering die de borstvinnen aanstuurt veel duidelijker aanwezig is.

Baarddraden:
Een koi heeft twee baarddraden aan beide zijden van de bek. Een kleine baarddraad bevindt zich naast de bovenlip; de grote baarddraad zit in de hoek van de bek. De baarddraden zijn bedekt met smaakpapillen waardoor de koi alles kan proeven wat ermee in contact komt. Koi zijn eigenlijk bodemvissen en kunnen met hun baarddraden voedsel op de bodem lokaliseren. Koibezitters geven de vissen meestal voer dat op het water blijft drijven, enkel om de vissen naar de oppervlakte te lokken zodat men kan genieten van de mooie tekeningen.

Koi 

Neusgaten:
Aan beide zijden van de snuit bevinden zich twee neusgaten, dus vier in totaal. De neusgaten langs dezelfde zijde zijn verbonden door een U-vormig buisje. Het water stroomt door het ene neusgat naar binnen en door het andere weer naar buiten. Aan de onderkant van dit buisje liggen olfactorische cellen; dit zijn cellen die kunnen ruiken. Door deze cellen kan de koi voedsel zoeken doordat zeer kleine hoeveelheden voedsel door het water zweven en de koi als het ware naar de voedselbron leiden. In feite heeft de koi in zijn zoektocht naar voedsel meer aan zijn reukzin dan aan het gezichtsvermogen.

Ogen:
Koi hebben voor vissen een goed gezichtsvermogen. De ogen bestaan uit kegeltjes en staafjes en zijn zo gestructureerd dat ze zowel kleur als zwart-wit kunnen waarnemen. Koi hebben een goed genoeg zicht om tekst op een blad papier te onderscheiden. Doordat koi in het water leven hebben zij geen nood aan beschermende oogleden. Voorzichtigheid bij het 'netten' van koi is dan ook aan te raden want men kan de ogen gemakkelijk beschadigen. De positie van de ogen op het hoofd stelt ze in staat bijna 360 graden in het rond te kijken. Dit is bijzonder belangrijk voor de vissen om tijdens het eten vijanden te kunnen zien aankomen.

Kieuwdeksel:
Dit is een grote botachtige plaat die de kwetsbare kieuwen beschermt. Het deksel kan vrij bewegen en fungeert als een eenrichtingsklep: er kan wel water uit de kieuwholte stromen, maar het weggestroomde zuurstofarme water kan niet terug de kieuwen in. Het kieuwdeksel zit scharnierend vast aan de schedel.

Vinnen:
Koi hebben vijf soorten vinnen: de rugvin, de anale vin, de staartvin, twee borstvinnen en twee buikvinnen. Koi zwemmen door gebruik te maken van hun spieren. De vinnen zijn voor de vis heel belangrijk voor hun stabiliteit in het water. Wanneer de rugvin en de anale vin worden gespreid, kan de vis niet zo snel kantelen; de borstvinnen en de staartvin zorgen ervoor dat de vis niet uit koers raakt. De borstvinnen en de buikvinnen zorgen ook voor de fijne bewegingen; wanneer de vis water uit de kieuwen laat stromen, kunnen deze vinnen de stuwende beweging die dan ontstaat tegengaan zodat de vis stil in het water kan blijven liggen.

Anus:
Net voor de anale vin zit de anus. De darm en het ovarium of de testikels komen hierin uit. Net voor de anus bevindt zich een kleinere opening, waar de urinebuizen van de nieren in uitmonden.

Zijlijnorgaan:
Langs het midden aan beide zijden van de romp ligt een rij schubben; iedere schub is voorzien van een porie die via een klein buisje verbonden is met een kanaalvormige buis die in de huid onder de schubben ligt. Dit systeem van buisjes en kanalen maakt deel uit van het zijlijnorgaan. Op de kop loopt het zijlijnorgaan onder het oog naar de snuit. Wetenschappers zijn het nog niet eens over de functie van het zijlijnorgaan maar men vermoedt dat door beroering in het water er turbulenties in de buisjes ontstaan en dit resulteert dan in een vluchtreactie.

bron: [link]

Vissen hebben een hart (nr° 3):
Met twee kamers. In de bloedsomloop komt het hart net voor de kieuwen. Zuurstofarm bloed wordt door de kamer, het ventrikel, naar de kieuwen gepompt waar de uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide gebeurt. Het met zuurstof aangereikte bloed wordt vervolgens door het lichaam gepompt en keert zuurstofarm terug naar het atrium.

Als spijsverteringsorgaan (nr° 4):
Hebben vissen geen maag maar die is vervangen door een lange darm met eerst de slokdarm.

De zwemblaas (nr° 5):
Van een vis is een zeer gevoelig en belangrijk orgaan. Het is door middel van een zeer dun buisje met de slokdarm verbonden. De zwemblaas doet dienst als een soort van ballasttank. Het stelt de vis in staat te stijgen of te dalen in het water. Bij het vullen van de zwemblaas daalt de vis en bij het ledigen gaat de vis stijgen. Wanneer een vis nu aan zwemblaasontsteking lijdt, wordt het voor hem zeer lastig om nog naar boven of naar beneden te gaan.

Lever en galblaas (nr° 6 en 7):
Maken deel uit van het spijsverteringsstelsel van de vis. Normaal is de lever bruin van kleur; als deze geel of groen is, dan heeft de vis buikwaterzucht.

Eierstokken (nr° 8):
Of ook wel kuit genaamd. Het zijn de voortplantingsorganen bij vissen. Het paringsgedrag van vissen kan ook leiden tot tijdelijke knobbeltjes op de vinnen en dit tussen eind april en half juni.

De nieren (nr° 9):
Die net als bij ons dienst doen als afvalverwerkingorgaan.

De haarvaten:
Wanneer er water over de kieuwplaatjes stroomt, neemt het bloed in de haarvaten (nr °10) zuurstof op uit het water en geeft er koolstofdioxide aan af. De haarvaten staan in verbinding met de kieuwplaatsjes enerzijds en met het hart anderzijds.

De ogen:
De ogen van vissen hebben geen oogleden waardoor ze staren in het water. Ze kunnen zowel zijdelings als naar boven en onder kijken op hetzelfde moment. Aan de ogen kan men zien of een vis al dan niet gezond is. De ogen mogen niet ingevallen zijn en moeten helder staan. De steur is zo goed als blind. De ogen zijn een kwetsbaar deel omdat ze niet worden beschermd.

De schubben:
De schubben maken onderdeel uit van de driedelige lichaamswand van een vis.
Buitenste deel: de slijmhuid. De belangrijkste beschermlaag bij vissen. Deze huid biedt bescherming tegen bacteriën, virussen en parasieten en kan aangetast worden door stress, aanraking met voorwerpen of door slechte watercondities (hoge PH). Door deze slijmlaag voelen vissen zo glibberig aan. Is dit niet zo, dan is er iets mis. Een vis kan ook teveel slijm produceren en dit kan dan wijzen op een aantasting door een ziekte.

Middelste deel:
De schubben. Schubben zijn reeds voltallig bij de vissen en groeien mee met de vis. Ze zijn doorzichtig en overlappen elkaar. De schubben liggen plat tegen het lichaam, is dit niet zo dan moeten we denken aan ziekten zoals opstaande schubben en waterzucht.

Onderste deel:
De eigenlijke huid met kleurcellen. Deze bepalen het uiterlijk van de vis, de kleur, de kleurpatronen.... Hoe beter de vis zich voelt, hoe meer deze kleurcellen uitzetten en hoe voller de kleur eruit ziet. Is de huid daarentegen troebel en wordt hij bleker, dan wijst dit op een ziekte.

De neus:
Indien de neus aanwezig is, komt hij vlak voor de ogen.